Sinds de euro op 1 januari 2002 werd ingevoerd, is de munt niet meer weg te denken uit onze portemonnee. Toch is het institutioneel kader achter die munt, de Europese Monetaire Unie (EMU), niet zo stabiel als het lijkt. De financiële en economische crises brachten fundamentele gebreken aan het licht in het ontwerp en functioneren van deze EMU. De eurolanden moesten honderden miljarden aan noodsteun opbrengen voor landen die door wanbeleid en economische neergang kampten met dalende inkomsten en stijgende uitgaven. Landen als Griekenland, Italië, Portugal en Spanje werden daarbij flink onder druk gezet om fundamentele hervormingen door te voeren in de arbeidsmarkt, het pensioen- en het zorgstelsel. De Europese Centrale Bank (ECB) voerde bij dit alles een controversieel beleid van monetaire verruiming door de geldpersen volop te laten draaien. De eurolanden moeten deze problemen eerlijk onder ogen zien en nú doorpakken.
De grote zwakte van de EMU is het enorme verschil in het verdienvermogen en de concurrentiepositie van de eurolanden. Die wordt veroorzaakt door verschillen in onder meer economie, cultuur, historie en ligging van lidstaten. Daardoor wordt er nogal verschillend gedacht en gehandeld als het gaat om zaken als begrotingsoverschot, staatsschuld, werkloosheid en openbaar bestuur. Ondanks de afspraken binnen het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) en die in het kader van noodsteun, komen structurele hervormingen onvoldoende van de grond.
“De zwakte van de EMU is het enorme verschil in het verdienvermogen en de concurrentiepositie van de eurolanden.”
Ondertussen dreigt een situatie te ontstaan waarin er sprake is van structurele financiële geldstromen van sterke naar zwakke eurolanden, bijvoorbeeld via de ECB en het Europees Stabilisatie Mechanisme (ESM). Met de oprichting van een Europees Monetair Fonds (EMF) dreigt het doorsluizen van geld van de noordelijke landen naar die in het zuiden een vast patroon te worden. ChristenUnie en SGP vinden dit ongewenst, omdat daarvoor het draagvlak bij de eurolanden en hun burgers ontbreekt, maar ook omdat op de pof leven nooit mag worden beloond. De Nederlandse belastingbetaler mag niet opdraaien voor schulden die hij zelf niet is aangegaan.
Sinds de financiële crisis beweegt het EMU-beleid zich tussen doormodderen en ‘volle kracht vooruit’. Beide opties zijn onverstandig. We moeten van het verleden leren en de koers verleggen.
Die nieuwe koers vraagt allereerst om een relativering: Europese samenwerking is groter dan de EMU en de euro is niet onomkeerbaar. Daarom doen de eurozone-leiders er verstandig aan een gedegen exit-strategie te ontwerpen voor het geval de positie van een euroland onverhoopt onhoudbaar wordt of voor wanneer een euroland vrijwillig voor vertrek kiest. Daarnaast moet de no-bail-out clausule, die inhoudt dat andere landen de schulden en problemen niet zomaar betalen of oplossen, weer serieus genomen worden.
Bovendien is strikte naleving van de afspraken binnen het SGP nodig om de gemeenschappelijke munt überhaupt overeind te houden en de EMU goed te laten functioneren. Wel moeten de regels intelligent worden toegepast, bijvoorbeeld door te kijken of uitgaven worden gedaan in het kader van investeringen en hervormingen. In zeer uitzonderlijke omstandigheden, zoals een zware economische crisis, moet flexibiliteit mogelijk zijn. Dit moet worden geaccordeerd door de Europese Raad.
“Het EMU-beleid beweegt zich tussen doormodderen en ‘volle kracht vooruit’. Beide opties zijn onverstandig. We moeten van het verleden leren, en de koers verleggen.”
ChristenUnie en SGP vinden het onaanvaardbaar dat de problemen met de euro gaan leiden tot een steeds verdere concentratie van macht op Europees niveau. Het argument ‘there is no alternative’ voor de euro en de EMU klopt niet. Daarom zijn en blijven wij tegenstander van een begrotingsunie, een fiscale unie en een aparte begrotingsfaciliteit voor de eurozone buiten het Meerjarig Financieel Kader (MFK). De Europese Centrale Bank moet niet verder opgetuigd worden, maar terugkeren naar de kerntaak: het zorgen voor prijsstabiliteit. ChristenUnie en SGP zijn vóór Europees bankentoezicht, maar tegen het delen van schulden. Banken moeten goed worden doorgelicht alvorens onder Europees toezicht te kunnen vallen.
Om de betalingen binnen de eurozone soepel te laten verlopen, hebben de centrale banken van alle eurolanden met de ECB een systeem opgezet voor snelle onderlinge betalingen: Target2. Dit fungeert als een soort ‘wie-betaalt-wat’ voor centrale banken. Het target2-systeem is onmisbaar voor snel betalingsverkeer en soepele handel tussen de eurolanden. Target2 kent echter – anders dan het bekende wie-betaalt-wat – geen verrekenfunctie. Dat is niet erg zolang onderlinge betalingen van eurolanden in balans zijn, maar dat is niet het geval. En hoewel de target2-balansen weliswaar een ‘papieren werkelijkheid’ zijn, hebben ze verreikende consequenties.
Als een eurozoneland in de problemen komt en dit geld niet terug kan betalen, lijden andere centrale banken verliezen. De target2-balansen binden zo de eurolanden aan handen en voeten, wat een eventuele ordelijke exit bemoeilijkt. Dit versterkt het idee dat eurolanden hoe dan ook samen verder moeten en dat er geen weg terug is. Om dit te veranderen en om onnodige onbalans in de eurozone te voorkomen, is het nodig dat de target2-balansen jaarlijks verrekend (‘gesetteld’) worden. Dat kan bijvoorbeeld door middel van het heen en weer schuiven van op ECB-goud gebaseerd waardepapier of door de betaling van een progressief rentetarief van tekortlanden aan overschotlanden. Dit zorgt voor een eerlijker en stabieler eurosysteem en het verkleinen van risico’s.